Hans Lossie is een landbouwer uit Brussegem die consumptieaardappelen teelt voor de veiling. Hij heeft zelf zijn aardappelplantmachine voorzien van een systeem voor rijenbemesting dat hij eenvoudig kan bedienen vanuit zijn tractor. Hij is ervan overtuigd dat hij minder stikstof moet geven omdat hij een deel van de korrelmeststoffen links en rechts dicht bij de poter legt. 

Hans Lossie

Om dit aan te tonen heeft Hans dit jaar een proef aangelegd op een perceel lichte leem waarin hij een volleveldsbemesting wil vergelijken met een bemesting in de rij. Er werd in beide gevallen zowel een hogere als een lagere dosis gegeven om na te gaan of eenzelfde opbrengst mogelijk is bij een lagere dosis in de rij. 

Wat is er gebeurd? 

  • Bemesting

In februari werd een meststaal genomen van de varkensdrijfmest om exact te bepalen hoeveel stikstof er werd toegediend. Uit de analyse bleek dat 1 ton verse mest 4,44 kg totale N bevatte (zie analyseverslag hieronder). Er werd in april 20 ton mest gevoerd per hectare, wat overeenkomt met 20 x 4,44 = 89 kg totale N/ha. Dit getal vermenigvuldigen we vervolgens met de werkingscoëfficiënt van 60%, om te berekenen hoeveel stikstof effectief ter beschikking komt van de aardappelen, namelijk 53 kg N/ha.

In maart werd een grondstaal genomen voor het bemestingsadvies. Er werd een bouwvooranalyse uitgevoerd en de minerale stikstofinhoud werd bepaald tot een diepte van 60 cm.

De pH van 5,5 was behoorlijk laag voor een leembodem. Om problemen met schurft te vermijden werd echter slechts een beperkte dosis kalk gevoerd voor planten (750 kg zbw/ha).

De hoeveelheid beschikbare fosfor in de bodem lag boven de streefwaarden. Bovendien werd er door de varkensdrijfmest nog 44 kg P2O5/ha aangebracht. Het was dus niet nodig om nog minerale fosfor bij te geven.

Het kaliumgehalte in de bodem lag binnen de streefwaarden dus werd wel nog een aanvullende kaliumbemesting uitgevoerd om de afvoer via de knollen te compenseren en het kaliumgehalte in de bodem op peil te houden.

Het stikstofbemestingsadvies was gebaseerd op de N-indexmethode van de BDB. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanwezige minerale stikstof en met de vrijstelling uit de organische stof. Omwille van de lage stikstofinhoud, het lage koolstofgehalte en de lage pH was de verwachte aanlevering uit de bodem laag. Het bemestingsadvies voor Alegria was dan ook erg hoog, met name 207 kg N/ha, waarvan 160 kg N voor de basisbemesting bij planten. 

  • Proefaanleg

Aanleg overtuigingsveld

Het overtuigingsperceel kreeg in het voorjaar 53 kg werkzame N/ha via varkensdrijfmest en Hans strooide aanvullend nog 30 kg N/ha onder de vorm van KAS. Er werd dus in totaal 83 kg N/ha toegediend op het volledige perceel. Op 4 mei werden de Alegria's geplant. Bij het planten werden volgende behandelingen aangelegd door ofwel met de hand ofwel in de rij KAS in 2 dosissen te geven: 

  1. volleveldsbemesting lage dosis 40 kg N => totaal 123 kg N/ha
  2. volleveldsbemesting hoge dosis 90 kg N => totaal 173 kg N/ha
  3. rijenbemesting lage dosis 40 kg N => totaal 123 kg N/ha
  4. rijenbemesting hoge dosis 90 kg N => totaal 173 kg N/ha 

De proef werd uitgevoerd in 4 herhalingen, waarbij 16 proefveldjes van 3 meter x 50 meter werden aangelegd:

  • Opvolging van de proef

Ongeveer twee weken na opkomst, op 6 juni, werden grondstalen genomen in de verschillende zones op het perceel om na te gaan hoeveel minerale stikstof zich in de wortelzone (0-60 cm) bevond en of een bijbemesting al dan niet aangewezen was. Het gewas stond er goed bij. Bij de staalname werd rekening gehouden met de locatie van de meststoffen in de bodem: er werd afwisselend in het midden bovenop de rug en halverwege de schuine kant van de rug geprikt.

In de grafiek hieronder worden de resultaten weergegeven. In het algemeen werden hoge stikstofvoorraden waargenomen: er diende nergens te worden bijbemest. Wellicht is dit het gevolg van een grote vrijstelling van stikstof uit de bodemorganische stof. De hoogste stikstofvoorraad werd teruggevonden in de vollevelds bemeste objecten. De laagste stikstofvoorraden kunnen teruggevonden worden in de objecten met rijenbemesting. Ondanks de aangepaste staalname is het mogelijk dat de meststoffen die in de rij werden gelegd niet voldoende mee werden bemonsterd doordat ze zeer lokaal bleven liggen tijdens de droge periode in mei-juni. Het verschil in het stikstofgehalte tussen de hoge en lage dosis was voor de volleveldsbemesting statistisch significant en onverwachts hoog. Voor de objecten die in de rij werden bemest lag het verschil meer in lijn met dat van de dosissen, maar was het niet significant.

Op 4 juli werd er over het veld gevlogen met een drone. Om de groenheid van het gewas in kaart te brengen werd op dit dronebeeld een gewasindex bepaald, namelijk de Visible Atmospherically Resistant Index (VARI). Hoe hoger deze index is, hoe groener het gewas staat. De gemiddelde waarde van deze index werd bepaald binnen elke zone en wordt hieronder ook in een tabel weergegeven. Uit deze waardes kan afgeleid worden dat de planten in de hoogst bemeste zones ook het groenst staan. Daarbovenop zien we dat zowel in de laag bemeste objecten als in de hoog bemeste objecten, de planten met rijenbemesting nog net iets groener staan dan de planten in zones met volleveldsbemesting. Deze verschillen zijn echter zeer klein. 

  • Opbrengstbepaling en nitraatresidu

Op 8 september werd een proefrooiing uitgevoerd. Hierbij werd per proefveldje een oppervlakte van 9 m² gerooid. De knollen werden nadien gewogen en gesorteerd en het onderwatergewicht werd bepaald.

De bruto opbrengsten waren statistisch dezelfde voor vollevelds-hoge-dosis, rijenbemesting-hoge-dosis en rijenbemesting lage-dosis en lagen tussen 54 en 47 ton/ha. Enkel bij de volleveldsbemesting was er een significant effect van de dosis: de opbrengst bij de lage dosis was lager dan bij de hoge dosis. We zien ook een opvallende verschuiving in de sortering: de knollen zijn groter bij de hogere dosis. Bij rijenbemesting was er géén significant effect van de dosis. Dit toont aan dat bij rijenbemesting een vergelijkbare opbrengst kan worden gehaald met een lagere stikstofdosis.

In het onderwatergewicht werden slechts zeer kleine en niet significante verschillen gevonden tussen de vier behandelingen:

In de gerooide deel van elk proefveldje werden grondstalen genomen, waarop de minerale stikstofgehalten werden bepaald. Deze stikstofresiduen lagen relatief laag: merk echter op dat deze stalen reeds vroeg in september werden genomen en dat deze residuwaarden nog zullen stijgen door stikstofvrijstelling uit de bodemorganische stof en het afstervende loof. 

Voor vollevelds- en rijenbemesting met de lage dosis vonden we respectievelijk 48 en 49 kg N/ha en met de hoge dosis was dit respectievelijk 77 en 68 kg N/ha. Deze gemiddelde waarden waren niet significant verschillend omwille van de grote variabiliteit tussen de vier herhalingen (zie standaard afwijkingen in de grafiek).

Thematisch uitwisselingsmoment

Het thematisch uitwisselingsmoment waar we dit overtuigingsveld bespraken vond op 4 juli plaats. Bekijk zeker de evenementenpagina voor meer evenementen!

Dit overtuigingsveld wordt opgevolgd door B3W-begeleiders Emiel Heyman (emiel.heyman@b3w.vlaanderen.be) en Jeroen De Waele (jeroen.de.waele@b3w.vlaanderen.be) van het PCA. 

Wees de eerste die reageert


Gelieve inloggen of registreren om commentaar te geven.