Aardappelen

 

In de afgelopen jaren zijn de stikstofbemestingsnormen voor teelten in gebiedstype 2 en 3 gradueel verlaagd met respectievelijk 10 en 20%. Daarnaast heeft de tussentijdse evaluatie van de waterkwaliteit in Vlaanderen geleid tot een uitbreiding van de gebiedstypes 2 en 3 tot 42% van het areaal. Daarom is de stikstofbemestingsruimte voor heel wat telers op bedrijfsniveau gedaald.

Aardappelen zijn echter een stikstofbehoeftig gewas: in 2021 bedroeg het stikstofbemestingsadvies op 74% van de aardappelpercelen 150 kg N/ha of meer. Op 38% van deze percelen bedroeg het stikstofbemestingsadvies 200 kg N/ha of meer (Inagro, 2021). Daartegenover staat dat aardappelen gekenmerkt worden door een eerder matige stikstofopname als gevolg van een beperkt wortelstelsel, een ruime plantafstand en een korte stikstofopnameperiode. Het realiseren van een goede aardappelopbrengst en -kwaliteit zonder het overschrijden van de eerste nitraatresidu drempelwaarde is daarom een uitdaging. Dit blijkt ook uit cijfers van de nitraatresiducampagne 2020, waarbij op 65% van de aardappelpercelen een nitraatresidu van meer dan 90 kg NO3-N/ha gemeten werd. De beschikbare bemesting(sruimte) zo beredeneerd mogelijk invullen volgens het principe van de 4 J’s, (de juiste dosis, op het juiste tijdstip, met de juiste mestsoort en techniek) is de beste manier voor de aardappelteler om deze uitdagingen het hoofd te bieden.

Hoe begin je eraan om je aardappelen beredeneerd te bemesten? Hoe werkt rijenbemesting net bij aardappel, en hoe ga je aan de slag voor de bijbemesting? Antwoorden op deze, en andere vragen in verband met aardappelen vind je onder onderstaande tegels. 

 

Beredeneerd bemesten in aardappel

 

 

 

 

 

Rijenbemesting in aardappel

 

 

 

 


 

Bijbemesting in aardappel