Steven Deckers is akkerbouwer te Hoeselt. Naast tarwe, gerst en koolzaad, teelt hij ook aardappelen voor de industrie. Om rendabel te zijn, is een voldoende grote aardappelopbrengst essentieel.

Omdat Steven niet enkel een goede aardappelopbrengst wil behalen, maar ook wil bijdragen aan een betere waterkwaliteit, doet hij al jaren zijn best om zo correct mogelijk te bemesten. Hiervoor werkt hij uitsluitend met minerale meststoffen om de nutriëntenbehoefte (oa. NPK) van zijn gewassen in te vullen. Zo weet hij exact hoeveel hij van elk element toepast.

Ondanks zijn nauwgezette werkmethode blijft het nitraatresidu aan het einde van de aardappelteelt een probleem. Om meer inzicht te krijgen in de processen die zich afspelen in de bodem en na te gaan of en waar er nog aanpassingen in zijn bemestingsplan van aardappelen mogelijk zijn, legde Steven dit jaar samen met ons een proef aan op één van zijn percelen.

Het overtuigingsveld

Op een leem perceel met een organische koolstofgehalte van 1.3%, werd in 2022 koolzaad gezaaid. Omdat het koolzaad niet ontwikkelde naar wens, besliste Steven het koolzaad in het voorjaar in te werken en er late aardappelen te telen.

Voor dit perceel bedroeg het bemestingsadvies voor late aardappelen, Fontane, 190 kg N/ha. Omdat de stikstof(na)levering uit het ingewerkte koolzaad en uit mineralisatie van organische stof niet exact kan voorspeld worden, werd geadviseerd om tegen het poten van de aardappelen 70% van het bemestingsadvies in te vullen, zo'n 133 kg N/ha.

Steven besliste om zijn perceel in twee zones in te delen en beide zones te bemesten met vloeibare stikstof. Op 20 mei bemestte hij:

  • Zone 1 met de geadviseerde verlaagde basisbemesting: 136.5 kg N/ha
  • Zone 2 met 167.7 kg N/ha

Vervolgens werden op 21 mei de aardappelen geplant. Deze late plantdatum was het gevolg van het natte voorjaar.

Wat is er al gebeurd?

Op 8 juni kwamen de eerste aardappelen boven, en op 22 juni werden de stalen voor bijbemestingsadvies in beide proefzones genomen.

 

De eerste aardappelen komen boven op 8 juni
8 juni: de eerste aardappelen komen boven
12 juni: zo stonden de aardappelen erbij!
12 juni: zo stonden de aardappelen erbij!

28 juni: bijbemesting

Op een ander perceel aan de overkant van de weg, quasi identiek op vlak van organisch koolstofgehalte, textuur en voorteelt, had Steven ook Fontanes geplant op 21 mei en een bemesting van 167.7 kg N/ha toegediend. Op dit andere perceel had hij op 15 juni, een beetje aan de vroege kant was, al stalen voor bijbemestingadvies laten nemen. Uit de resultaten van de stalen op dit andere perceel bleek dat: 

  • De minerale N-voorraad in zone 0-60 cm 162 kg N/ha bedroeg, met 128 kg N/ha in de zone 0-30 cm.
  • Er een bijbemesting van 72 kg N/ha geadviseerd werd

Omdat het sinds het planten op 21 mei niet meer geregend had, en het proefperceel en het andere perceel waarvan we hier de resultaten zien zeer gelijkaardig waren qua textuur, organische stof gehalte en voorteelt, en er net regen voorspeld werd, besliste Steven om meteen actie te ondernemen. In plaats van de analyseresultaten van de bijbemestingsstalen van het overtuigingsveld (zone 1 en zone 2) af te wachten, bemeste hij zowel het proefveld alsook het perceel aan de overkant van de weg bij op 28 juni met 150 kg KAS (= 40.5kg N/ha).

Op 29 juni ontving Steven de analyseresultaten van de stalen van ons proefveld, de resultaten waren verrassend! 

  • De minerale N-voorraad in zone 1 met verlaagde basisbemesting van 136.5 kg N/ha bedroeg:
    • 478 kg N/ha
  • De minerale N-voorraad in zone 2 met basisbemesting volgens de keuze van Steven, nl. 167.7 kg N/ha bedroeg:
    • 442 kg N/ha.

Op basis van deze resultaten bleek dus dat de bijbemesting van 28 juni niet nodig was geweest.

 

15 juni
15 juni

Waarom waren de gemeten minerale N-voorraden op het perceel met de twee proefzones zoveel hoger dan deze op het andere zeer gelijkaardige perceel?

  • Een eerste verklaring zit vervat in het weer en het type minerale meststof dat Steven gebruikt. Tussen planten op 21 mei en de stalen voor bijbemestingsadvies genomen op 15 juni viel er geen neerslag. Hierdoor was waarschijnlijk niet alle ureum die in vloeibare stikstof zit (nl. 50% van de totale N) omgezet naar ammonium (NH4+) en nitraat (NO3-). In stalen voor bijbemestingsadvies wordt enkel het gehalte aan ammonium- en nitraat-stikstof gemeten. Waarschijnlijk is dus een deel van de bemesting die Steven uitvoerde niet gemeten in de stalen van 15 juni en heeft het adviesbureau deze daarom niet volledig in rekening kunnen brengen voor de berekening van het bijbemestingsadvies. Voorafgaand aan de bodem staalname van 22 juni was er intussen wel al enige neerslag gevallen (+/- 7L/m²). Dit vocht in combinatie met gunstige temperaturen heeft gezorgd voor een snelle omzetting van het overgebleven ureum naar ammonium en nitraat waardoor de hele N-voorraad wel gemeten werd in de stalen genomen op 22 juni.
  • Toch kan het weer deze hoge minerale N-voorraden maar gedeeltelijk bepalen. Ook het zogenaamde 'priming'-effect speelt waarschijnlijk een rol. Dit houdt in dat bij hoge minerale N-giften, het bodemleven een tijdelijke boost krijgt waardoor organische stof zeer snel mineraliseert en er extra veel N vrijgesteld wordt. De timing en grootte van dit 'priming'-effect zijn echter moeilijk te voorspellen. Normaal gezien valt dit effect doorheen het groeiseizoen ook terug en herstelt de mineralisatie van organische stof zich tot een normaal niveau.

Werd er een verkeerde keuze gemaakt door het perceel bij te bemesten?

Op basis van de analyseresultaten van de stalen genomen op 22 juni zou je kunnen stellen dat het onnodig was om het proefveld met de twee proefzones bij te bemesten. Rekening houdend met de weersomstandigheden en de analyseresultaten op het gelijkaardige perceel aan de overkant van de weg met identiek teeltplan, maakte Steven echter een logische keuze om bij te bemesten. Het bijbemestingsadvies wees immers op een tekort aan stikstof, waardoor enkel korrelmeststoffen in aanmerking kwamen. De voorspelde regen vanaf 28 juni bood de mogelijkheid om de korrelmeststoffen in oplossing te brengen en het aardappelgewas snel van voldoende stikstof te voorzien.

 

22 juni: stand van de aardappelen
22 juni: stand van de aardappelen 

11 juli: Hoeveel minerale N zit er nog in de bodem?

Op 11 juli liet Steven nieuwe bodemstalen nemen in de beide zones van ons proefveld:

  • De minerale N-voorraad in de laag 0-60cm, in zone 1 met verlaagde basisbemesting van 136.5 kg N/ha en bijbemesting van 40.5kg N/ha bedroeg 175kg N/ha. Dit is een normaal gehalte en lijkt voldoende om een goede opbrengst te realiseren. Het priming effect lijkt in deze zone ongedaan te zijn gemaakt.
  • De minerale N-voorraad in de laag 0-60cm, in zone 2 met basisbemesting volgens de keuze van Steven, nl. 167.7kg N/ha en bijbemesting van 40.5kg N/ha bedroeg 474kg N/ha. Dit is een zeer hoog niveau, waardoor het lijkt dat we op een veel te hoog nitraatresidu zullen afstevenen. Het priming effect lijkt hier nog niet ongedaan te zijn gemaakt.

Hoewel het totale verschil in bemesting tussen de beide zones maar 31.2kg N/ha bedraagt, is het verschil in minerale N voorraad op dit moment 299kg N/ha. Voorts is er nauwelijks enig verschil in de stand van de aardappelen in beide zones. 

11 augustus: Wat is de toestand van het gewas en hoeveel minerale N zit er nog in de bodem?

Op 11 augustus werden er in beide zones van het proefveld bodem- en gewasstalen genomen om de nutriëntenstatus van zowel de bodem alsook het gewas in kaart te brengen: 

  • De minerale N-voorraad in de bodem (0-30cm), in zone 1 met verlaagde basisbemesting van 136.5 kg N/ha en bijbemesting van 40.5kg N/ha bedroeg 95kg N/ha. Uit de beoordeling van het adviesbureau blijkt dit een goed tot eerder hoog niveau te zijn om een goede opbrengst te halen. Het N gehalte in het gewas bedroeg 47.7g/kg droge stof en wordt als goed beschouwd om een goede opbrengst behalen. 
  • De minerale N-voorraad in de bodem (0-30cm), in zone 2 met basisbemesting volgens de keuze van Steven, nl. 167.7kg N/ha en bijbemesting van 40.5kg N/ha bedroeg 157kg N/ha. Dit wordt als een (eerder) hoog gehalte beschouwd om een goede opbrengst te realiseren. Daarnaast bedroeg het N gehalte van het gewas 48.2g/kg droge stof, wat als goed wordt bestempeld om een goede opbrengst te behalen. 

 Deze resultaten geven dus aan dat een aardappelgewas weinig neiging tot overconsumptie van stikstof heeft: er zit immers evenveel N in het aardappelgewas in beide proefzones terwijl de voorraad in de bodem sterk verschilt.

11 september: Hoeveel minerale N zit er nog in de bodem?

Om een zo goed mogelijk beeld van de stikstof dynamiek in de bodem te krijgen in de beide zones van het proefveld, werden er op 11 september nogmaals bodemstalen genomen ter bepaling van het minerale N gehalte:

  • De minerale N-voorraad in de laag 0-60cm, in zone 1 met verlaagde basisbemesting van 136.5 kg N/ha en bijbemesting van 40.5kg N/ha bedroeg 127kg N/ha. Dit is een normaal tot eerder hoog gehalte in de bodem.
  • De minerale N-voorraad in de laag 0-60cm, in zone 2 met basisbemesting volgens de keuze van Steven, nl. 167.7kg N/ha en bijbemesting van 40.5kg N/ha bedroeg 257kg N/ha. Dit is een zeer hoog niveau, dat bevestigt dat we op een (te) hoog nitraatresidu afstevenen.

Daarnaast blijft het opvallend dat hoewel het verschil in bemesting van beide proefzones slechts 31.2kg N/ha bedraagt, het verschil in minerale N voorraad tussen de twee proefzones vele malen groter is, nl. 130kg N/ha. Dit wijst erop dat een vrij grote minerale N bemesting in het voorjaar tot laat in het seizoen een priming effect kan hebben, waarbij verhoogde minerale N voorraden gemeten worden. 

6 oktober: hoeveel nitraat-N zit er in de bodem (0-90cm)?

Hoewel het perceel nog niet geoogst werd, namen we toch al grondstalen ter bepalen van het nitraat-N residu aan het einde van de teelt. Uit de resultaten blijkt dat zowel de zone met verlaagde bemesting alsook de zone met standaardbemesting eindigen met een aanzienlijk te hoog nitraat-N residu (>140 kg NO3-N/ha) eindigen.

Als we terugblikken op het teeltseizoen, stellen we vast dat de (achteraf bekeken onnodige) bijbemesting ons voor de rest van het teeltseizoen parten heeft gespeeld.

We kunnen dus besluiten dat een staal voor bijbemestingsadvies een heel belangrijke rol speelt in het beperken van het nitraat-N residu.

 

Wat staat er nog op de planning?

Als de aardappelen geoogst raken, geven we nog een inzage in de gerealiseerde opbrengsten in beide proefzones. Zeker is dat er in geen van beide zones een N gebrek was. We verwachten dan ook geen significant verschillen in opbrengst.

 

------------

Het thematische uitwisselingsmoment bij Steven vond plaats op 15 juni. Je kan de presentatie hier opnieuw inkijken. 

Dit overtuigingsveld wordt opgevolgd door B3W-begeleider Stany Vandermoere van PCA (stany.vandermoete@b3w.vlaanderen.be).

Wees de eerste die reageert


Gelieve inloggen of registreren om commentaar te geven.